In Sloten en Amstelveen vind je een bijzonder soort paal. Het lijken monumenten, maar zijn dat niet. Dit zijn zogenaamde banpalen. Banpalen gaven het rechtsgebied, de banne, van een stad aan (in dit geval dus Amsterdam). Daarnaast markeerden de banpalen ook de stadsgrens, want de jurisdictie van een stad eindigde bij die grens. Op het gebied daarbuiten hadden de rechters van de stad geen invloed qua rechtspraak.  

Was je verbannen uit een stad, dan mocht je niet voorbij de banpalen komen. Deed je dat wel, dan kon je gevangen gezet worden of ter dood gebracht worden. Iemand die uit de stad verbannen was, werd daarom een banneling genoemd en leefde in ballingschap. Wanneer de schepenbank een burger of een vreemdeling een verbanning had opgelegd, werd de banneling door een gerechtsdienaar met een roede (de symbolische stok van het rechterlijk gezag) de stad uitgeleid. Daarbij werden de klokken geluid. Op het moment dat de veroordeelde de banpaal had gepasseerd, was de stadsvrede ofwel de rechtsorde weer hersteld. Soms werden bannelingen op bedevaart gestuurd en mochten zij weer terugkeren wanneer deze voltooid was. Hoewel men vaak het idee heeft dat er hele klopjachten plaatsvonden op bannelingen die stiekem terug de stad in kwamen, blijkt dat niet het geval te zijn, omdat men zelden herkent werd. Ook gebeurde het wel dat bannelingen bij ontdekking uitgesloten werden van de handel en voorzieningen. Het was voor bannelingen daarom moeilijk om aan werk te komen en daardoor lastig zichzelf te onderhouden. Buiten de banne speelde dit probleem natuurlijk niet.  

In 1795, met de komst van de Fransen, werd Nederland één rechtsgebied. Met het opheffen van de bannen, verloren de banpalen hun functie,

Amsteldijk Noord bij nr. 65
Amstelveen

Sloterweg 1208

Sloten

Oosterpark

 

Amsterdamseweg 212,

Amstelveen

Rondom Amsterdam zijn nog een paar banpalen te vinden. Twee daarvan staan in Amstelveen en eentje in het voormalige dorp Sloten. In het Oosterpark vind je ook nog twee banpalen (limietpalen), maar deze stonden daar niet van oorsprong.

Op de palen staat de inscriptie: “Terminus proscriptionis”. Dit is Latijn voor ‘Uiterste palen der Ballingen’. Die grens is in de loop van de tijd opgeschoven.

Uit een artikel van Ons Amsterdam van jaargang 57 uit 2005 blijkt het volgende: 

Amsterdam kreeg zijn eerste palen in de 14de eeuw, nadat de graaf van Holland, Willem IV, de stad als eerste het ban- en vangprivilege gaf. De op 9 december 1342 vastgelegde stadskeur opent zelfs met het aanwijzen van vier palen waarbinnen het privilege gold. De grenzen van het ban- en vangprivilege vielen samen met de grenzen van de toenmalige bebouwde kom. De vier zogeheten limietpalen van Willem IV functioneerden dus als banpaal én grenspaal, een onderscheid dat pas later betekenis zou krijgen.

In de eeuwen die volgden zouden de grenzen van het ban- en vangrecht een steeds grotere cirkel rond de stad trekken. Op 7 januari 1387 bepaalde de toenmalige graaf van Holland, hertog Albrecht van Beieren, dat de palen 100 gaarden of roeden (ongeveer 376 meter) mochten worden opgeschoven, waardoor ze buiten de stadspoorten kwamen te staan. Ze werden toen opgericht op de Haarlemmerdijk, aan de Amstel (bij de latere Keizersgracht), op de ‘Heyliche Wech’ (later de Leidsestraat ter hoogte van de Keizersgracht), en op de Sint Antoniesdijk (op het huidige Jonas Daniël Meijerplein). De stad had het recht om verdachten op te pakken in, en veroordeelden te bannen uit dit gebied. En overigens ook om belasting te innen van de mensen die buiten de stadswallen maar binnen het door de vier palen begrensde gebied - in de zogeheten voorbalie - woonden. Bannelingen vestigden zich vaak net buiten de 100 roedengrens. Daar stonden langs de toegangswegen primitieve kroegjes, waar vrij van stedelijke belasting alcohol werd geschonken. Het waren ruige herbergen waar veelvuldig werd gevochten. Kooplieden en andere reizigers liepen er met angst en beven langs, maar tegelijkertijd oefende de goedkope drank grote aantrekkingskracht uit op ‘jongmans en gezellen’ uit de stad.

Onder Maximiliaan van Oostenrijk werd de bangrens in 1488 verder opgerekt naar 1100 roeden (ruim vier kilometer) en diens kleinzoon, Karel V, verruimde in 1544 het bangebied nog verder. De “uijtterste palen der ballingen” werden toen op één mijl buiten de stadsgrens geplaatst. Die ‘banmijl’ werd niet verder verruimd en de palen werden nadien alleen verplaatst vanwege stadsuitbreidingen. In 1609 kregen de zes banpalen hun definitieve plek. De plek waar drie van de zes tot op de huidige dag staan.

[bron: https://onsamsterdam.nl/de-vergeten-banpaal-van-rembrandt]

 

De Amsterdamse banpalen stonden op 1 Duitse mijl van de Amsterdamse bebouwde kom in de 17e eeuw (dus vanaf de Singelgracht) en is omgerekend 7407 meter. Om die reden werden de banpalen ook wel ‘mijlpaal’ genoemd. Verder staat het wapen van Amsterdam (drie Andreaskruizen) op de palen afgebeeld. Daarmee is het duidelijk dat de banpalen in Amstelveen en Sloten tot Amsterdam behoren, ondanks dat ze in die plaatsen staan.

In het verleden hebben er zes banpalen rondom Amsterdam gestaan. De banpalen in Sloten en Amstelveen staan nog op de oorspronkelijke locatie. De banpalen die ooit bij Landsmeer en op de Diemerlaan gestaan hebben, zijn ondertussen verdwenen. Eén van de twee palen in het Oosterpark stond aan de Spaarndammerdijk, ergens in het huidige Westelijk Havengebied (later werd de dijk hier vanaf Sloterdijk Spaarnwouderdijk genoemd). Van de andere paal is het niet geheel duidelijk waar deze stond.

Banpaal aan de Spaarndammerdijk